Door
In

Ondernemers die tijdens de coronacrisis onder het sociaal minimum terecht kwamen, konden een beroep doen op de TOZO-regeling (Tijdelijke Overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers). Om voor de TOZO in aanmerking te komen, moest een ondernemer met een bedrijf in Nederland, ook in Nederland wonen. Volgens de rechter is deze voorwaarde onrechtmatig.

TOZO

Weiland

De TOZO voorzag in een uitkering voor levensonderhoud en de mogelijkheid tot het afsluiten van een lening voor bedrijfskapitaal. Voor het recht op een uitkering voor levensonderhoud was vereist dat men ook in Nederland woonde.

Beperking vrijheid van vestiging

Volgens de rechtbank betekent deze voorwaarde een beperking van de vrijheid van vestiging. Wie immers met een bedrijf in Nederland woonde, had wél recht op de TOZO.

Onvoldoende onderbouwing

Volgens de rechtbank is de eis ook onvoldoende onderbouwd. De groep TOZO-gerechtigden is beperkt en dat geldt ook voor de uitkeringsduur. Volgens de rechtbank leidt het loslaten van de voorwaarde dus niet tot onevenredige belasting van het bijstandsstelsel. Ook ziet de rechtbank niet in waarom de voorwaarde nodig is voor de controle op de rechtmatigheid van een uitkering. Deze controle kan immers ook met medewerking van buitenlandse autoriteiten plaatsvinden.

Gevolgen?

De gevolgen van de uitspraak zijn nog niet duidelijk en afhankelijk van de vraag of deze beperkt is tot de ondernemers die zelf ook bezwaar tegen de weigering tot verstrekking van TOZO hebben gemaakt. Zodra er meer duidelijkheid is, informeren we u zo snel mogelijk.

CONTACT

Laat hier een bericht achter. We nemen zo spoedig mogelijk contact met u op!

Niet leesbaar? Verander tekst. captcha txt